Hoopvol de toekomst in
Hoe gaan wij als kinderopvang de toekomst in? Die vraag stond centraal tijdens een feestelijke jubileumeditie van de BDKO-landelijke dag bij Buitenplaats Amerongen. Met een programma vol inspirerende sprekers, ontmoeting en een hilarische afsluiting. ‘Leg allemaal even je hand op je hart en dan gaan we nu het strijdlied zingen.’
‘Ik ben heel trots op de hoge opkomst’, zegt BDKO-voorzitter Ruben van der Made als hij door dagvoorzitter Annemarie Maeyer-Brüning als eerste naar voren wordt gehaald. ‘Bijna twee jaar ben ik nu voorzitter. Mooi om iedere keer weer een grote groep heel betrokken directeur-bestuurders te ontmoeten op dagen zoals deze. BDKO is de plek waar je elkaar vindt, verder kunt helpen en inspireren.


Het korte interview met grondleggers Anja Hol en Jacob Boskma sluit daar helemaal bij aan. Anja Hol vertelt over het ontstaan van de BDKO, vanuit een behoefte om als directeur/bestuurders te sparren met anderen in een soortgelijke positie. Tussendoor wordt het nieuwe logo van de BDKO en de bijbehorende animatie gepresenteerd. Ruben van der Made legt uit dat er is gekozen voor warme kleuren en tegelijk een zakelijke toon. De nieuwe slogan ‘BDKO houdt je scherp’ kan rekenen op luid applaus.
Precies dat omschrijft Jacob Boskma ook als hij aan die begintijd denkt. Aan de ene kant was er het zakelijke contact en de inhoudelijke vragen die tijdens bijeenkomsten aan bod kwamen, aan de andere kant was de ontmoeting minstens zo belangrijk. ‘Iedere keer dat we bij elkaar kwamen, vond ik een feestje.’ Anja Hol voegt nog wel even toe dat het soms lastig is dat veranderingen in de kinderopvang op hoger niveau zo traag gaan. ‘De discussie over gratis kinderopvang werd in 2005 ook al gevoerd. Dat is nog steeds niet gelukt.’
De toekomst is fantastisch
Haar opmerking past mooi aan bij het thema van de dag. Want ook al weten we allemaal hoe ingewikkeld het is in de wereld en in de politiek, het bestuur heeft een programma samengesteld waarin sprekers de aanwezigen willen inspireren richting toekomst. Toekomstonderzoeker Jeanneke Scholtens komt er meteen enthousiast in. Haar boek heet ‘De toekomst is fantastisch’ en dat is ook de titel van haar lezing. ‘Het voelt provocerend om dat te zeggen, maar ik ben er toch van overtuigd.’


Zij nodigt de zaal uit om actief aan een betere toekomst te werken. Daar zet ze iedereen direct bij aan het werk, door via een app vragen te stellen. ‘Wat heeft u onder de douche gedacht?’, is de eerste. Op haar scherm verschijnen de antwoorden van de aanwezigen. Hoe vaker iets is genoemd, hoe groter. Woorden als ‘vakantie’, ‘weekend’ en ‘zorgen over een mogelijke file’ verschijnen. Ze wijst er kort naar. ‘Zoals je kunt zien, zijn dit allemaal toekomstgevoelens. In ons hoofd en hart zijn we steeds bezig met de toekomst.’
We weten vaak best wel wat de beste keuzes zijn voor de toekomst, maar hebben tegelijk de neiging om onze kop in het zand te steken. Zo is vliegen niet goed voor het klimaat en is die vakantie toch zo geboekt. En van alcohol weten we ook wel dat het niet gezond is, maar dat glas wijn laten staan blijkt lastig. Het helpt volgens Scholtens om af en toe te tijdreizen. Zo vraagt ze iedereen om even de ogen dicht te doen en te denken aan je seniore zelf. Waar woon je? Wie is er bij je? Om daarna de vraag te stellen: hoe kan ik een mooiere toekomst maken voor mijn toekomstige zelf?
Hopium en nieuwe initiatieven
Er is niet één toekomst, stelt Jeanneke Scholtens, maar er zijn enorm veel toekomsten. En daar heb je zelf een rol in. In plaats van kijken naar alle ellende die er ook is, kan het helpen om te lezen over hoopvolle ideeën. Iedere ochtend spit zij vier kranten door. Ze vindt veel. Zo wil het Zweedse Göteborg de beste regenstad worden. Dat doen ze onder meer door speelplekken zo in te richten dat er zelfs na een flinke plensbui prima kan worden gespeeld. En in Denemarken krijgen kinderen empathie-onderwijs: lessen waarin ze leren de gevoelens van anderen te begrijpen en ernaar te luisteren. ‘Ik lees ’s ochtends nu de krant en denk: wat zie ik voor nieuwe, mooie initiatieven? Hopium, noem ik dat.’
Natuurlijk hoef je je ogen niet te sluiten voor de ellende in de wereld, maar volgens haar werkt het om te kijken naar de onderdelen waar je invloed op hebt. En blijf daarbij ook vooral mensen buiten je bubbel ontmoeten. Mooi is de video die ze laat zien van een Zweeds experiment, waarbij mensen in groepjes werden verdeeld. Eerst op basis van beroep of uiterlijk, maar daarna kwamen vragen over eenzaamheid, pesten en scheidingen. Zo ontstonden heel andere groepen. ‘Als je doorvraagt lijken we meer op elkaar dan we denken. Dus verwissel eens wat vaker het debat voor de dialoog. Leef met één been in de toekomst, want daar wordt het nu beter van.’
Goede voorouders zijn
Schrijver en sociaal ondernemer Miranda Willems bouwt verder op die gedachte. Zij wil de zaal inspireren om goede voorouders te zijn. Zelf neemt ze graag een paar kinderschoentjes mee, om zichzelf eraan te herinneren dat alles wat ze nu doet impact heeft op de volgende generatie. Ze vraagt het publiek om rustig te zitten, door de buik adem te halen en daarna terug in de tijd te gaan. ‘Visualiseer je ouders en hun ouders. Ga eens naast ze staan. Hoe voelt dat? En wat neem je graag mee van deze generaties?’


Willems vraagt vervolgens te bedenken dat alle aanwezigen zelf ook weer een voorouder zijn van de volgende generatie. ‘Wat geef je hen mee?’ Dat kun je als persoon doen, maar ook als directeur. Stel dat je bij vergaderingen bijvoorbeeld iemand aan tafel zou zetten die bij alles wat besproken wordt, de effecten daarvan in de toekomst aanstipt. ‘Wat is je vergezicht in de kinderopvang? En wat zou je voor de toekomst kunnen doen?’ Haar prikkelende vragen geven stof tot nadenken.
Diversiteit in de kinderopvang
Na de lunchpauze neemt Jochem Devlieghere, professor gezinspedagogiek aan de Universiteit van Gent, het woord. Zijn focus ligt op diversiteit in de kinderopvang en hoe dat als sector bewerkstelligd kan worden. Hij schudt de zaal meteen een beetje op met een aantal ideeën waar de aanwezigen voor of tegen moeten zijn. Is het bijvoorbeeld een goed idee om eens per jaar een etentje te organiseren voor ouders, waarbij iedereen iets uit zijn eigen cultuur meeneemt? Een paar mensen zijn het daar wel mee eens. Hij niet. Dat is volgens hem geen duurzaam diversiteitsbeleid. Het vereist meer. De kinderopvang moet een plek zijn waar iedereen zich thuis voelt en waar iedereen kan participeren. Hij noemt het voorbeeld van de Duitse kinderopvangorganisatie Kitas waar begeleiders bewust beide talen gebruiken in de activiteiten. Dat zorgt er volgens hem voor dat kinderen met en van elkaar leren en respect ontwikkelen voor elkaars achtergrond.


Te vaak wordt beleid rondom diversiteit volgens Devlieghere neergezet als iets wat opgelost moet worden. Dat is wat hem betreft een verkeerde manier van denken. Je moet juist het kind en zijn of haar diversiteit erkennen. Als voorbeeld noemt hij een Indiaas jongetje dat thuis met zijn handen eet. ‘Hij mag dat ook op de kinderopvang. Sterker nog: de pedagogisch medewerkers gebruiken het moment om uit te leggen aan de andere kinderen dat mensen vanuit India veelal met hun handen eten. Heel veel kinderopvangorganisaties vinden dat lastig, maar is het nu werkelijk zo belangrijk dat kinderen met mes en vork eten?’
De kinderopvang moet al die verschillen niet wegmoffelen, maar juist bespreekbaar maken. Zo ontstaat bij kinderen een breed beeld van de wereld en kan tolerantie toenemen. ‘Kwaliteit wordt nog te vaak bepaald door rankings. Maar ik nodig jullie uit om er anders naar te kijken. Wat is onze pedagogische visie en wat willen we deze kinderen meegeven? Opvoeden doen we samen.’
Ga voor de maan
Zet een punt in de verte, stipt ook de laatste spreker – Leonard Bukenya – aan. Of in zijn woorden: ‘Aim for the moon’. Enthousiast vertelt hij over hoe de Amerikaanse president John F. Kennedy in 1962 in een speech simpelweg aankondigde: ‘We choose to go to the moon.’ Was het al geregeld? Absoluut niet. Maar zijn uitspraak zette iets in gang. Het zorgde ervoor dat hij medestanders kreeg die met hem deze droom wilden verwezenlijken en uiteindelijk ook deden. Waarmee Bukenya wil zeggen: het is niet altijd nodig om alles eindeloos door te denken voordat je het presenteert.
Hij nodigt de aanwezigen uit om eens na te denken over iets wat groter is dan henzelf. Iets waar ze in de toekomst naartoe willen, wat nu nog groot en onbereikbaar lijkt. Bukenya gelooft: ‘Wanneer je echt iets wilt, zal het universum je helpen om het te bereiken.’ Hij vertelt over hoe zijn vader lang geleden een donornier nodig had, maar dat de wachtlijsten lang waren. ‘We hoorden dat hij waarschijnlijk acht tot tien jaar zou moeten wachten. Veel te lang, we hoopten dat er eerder een nier zou vrijkomen.’


Precies in die tijd kreeg Bukenya het aanbod om in de reclame te werken. De eerste campagne waar hij bij betrokken werd, bleek een wervingscampagne te zijn voor orgaandonoren. Hoogtepunt daarvan was De Grote Donorshow van BNN, wat uiteindelijk zorgde voor 16.000 donoren. Plots was de vader van Bukenya aan de beurt voor een donornier. ‘Ik kon zelf het gebrek aan nieren niet oplossen, maar was wel onderdeel van de oplossing. Of was dat allemaal toeval?’
Hij gelooft dat het helpt om je wensen en dromen uit te spreken, wat hij het moonshot-denken noemt. Bedenk voor jezelf welke uitdagingen je wilt oplossen, hoe ingewikkeld die ook lijken. Als experiment vroeg hij AI om een artikel te schrijven over de kinderopvang in 2035, naar aanleiding van de input van een deel van de aanwezigen. Er rolde een verhaal uit over hoe de sector getransformeerd was naar een hoeksteen van een duurzame en inclusieve samenleving, waarbij zowel kinderen als werknemers profiteren. Door structurele investeringen vanuit de overheid is het vak namelijk aantrekkelijker geworden. Het is een mooi artikel waar zinnen in staan die de aanwezigen graag waarheid zien worden, maar volgens Bukenya is het meer dan dat. ‘Kijk naar de toekomst en zoek een gezamenlijke droom, om vervolgens nieuwe oplossingen te bedenken.’
Een hilarische afsluiting
Cabaretier Joop Vos sluit de middag inhoudelijk af met een knal. Hij krijgt de lachers op zijn hand als hij door de dag heenloopt. Hij roast de sprekers een voor een. Hoe hij vanaf nu de stinkende sportschoenen van zijn zoon overal op tafel zal zetten, dat Leonard succes met twee s-sen schreef en daarom zelf toch wel naar de kinderopvang had gemoeten en dat er met al die voorouders bij elkaar zomaar een bloedbad kan ontstaan in plaats van een fatsoenlijk gesprek.


Zijn roast eindigt met een lied. ‘Leg allemaal even je hand op je hart en dan gaan we nu het strijdlied zingen’, kondigt Joop aan. Om vervolgens achter de piano te duiken en direct in te zetten: ‘Waar professionaliteit en deskundigheid blijven bloeien, samen blijven sparren op ieder niveau en kloven dichten, om kinderen te laten groeien, daar klopt het hart van de BDKO.’ Na zes keer zingen gaat het bijna soepel en vertrekt vrijwel iedereen met een grote glimlach naar de borrel en naar huis.